Sneeuwbalhaantjes

In mei vreten de larven van het sneeuwbalhaantje, ook viburnumhaantje (Pyrrhalta viburni) genoemd, gaten tussen de bladnerven van de bladeren van de sneeuwbal. Ze vreten schavend aan de onderkant van het blad. Veel bladeren raken regelrecht geskeletteerd. Deze bladeren worden bruin en verdrogen. De eitjes worden in de scheuttoppen van de struiken gelegd. De larven zijn 6 tot 9 mm groot en geelgroen met zwarte punten. Vanaf juli komen de lichtbruine, 4 tot 6 mm grote sneeuwbaalhaantjes voor. Het gevolg is een negatief effect op de eerstvolgende bladuitloop.

Snoei de scheuten die met eitjes bezet zijn af en verwijder de bladeren waar larven op zitten. In mei moeten de larven op de bladeren worden bespoten met een insecticide dat tevens een acaricide bevat. Ook de sneeuwbalhaantjes moeten gericht worden bespoten.