Kruiden

De vele verschillende kruiden die er zijn, stellen zeer uiteenlopende eisen. De meeste mediterrane kruiden houden van zonnige standplaatsen en zandige grond (bijvoorbeeld rozemarijn, tijm, lavendel en oregano). Een standplaats in de zon heeft een positief effect op de groei, het aroma en de inhoudsstoffen. Andere kruiden geven de voorkeur aan matig vochtige grond op een warme standplaats (bijvoorbeeld bieslook, peterselie en salie) of vochtige grond op een schaduwrijke standplaats (bijvoorbeeld munt, citroenmelisse, zuring en tuinkers).

De meeste kruidensoorten houden van doorlaatbare grond met een niet te hoog, maar wel uitgebalanceerd gehalte aan voedingsstoffen. Voor het telen van kruiden in potten zijn vooral teelaarde en kruidenpotgrond geschikt. Maar ook zware, leemhoudende of arme, zandige tuingrond is heel geschikt voor kruiden.

Met een kruideneiland kan je perfect tegemoet komen aan de uiteenlopende behoeften van de verschillende kruidensoorten. Doordat het eiland in de vorm van een spiraal is opgebouwd, is de hoogste plek in het midden droog en zonnig. Het middelste deel is ideaal voor de kruiden die matig van vocht en warmte houden. Onderaan is de grond het vochtigst en staan de kruiden in de schaduw.

Kruiden moeten regelmatig water krijgen, vooral als het langere tijd niet heeft geregend. De mediterrane, warmteminnende soorten hebben een voorkeur voor water dat verwarmd is tot kamertemperatuur.

Voor een gezonde, sterke groei en het ontwikkelen van de smaakstoffen hebben kruiden voldoende voedingsstoffen nodig. Je moet kruiden daarom van maart tot en met oktober regelmatig bemesten. Voor bemesting via het gietwater bevelen we een vloeibare meststof speciaal voor kruiden aan. Als je liever vaste meststof gebruikt, is een biologische meststof een goede keuze. Die voorziet ook kruiden in een tuinbed van alle belangrijke voedingsstoffen.

Met snoeien na de bloeitijd houd je je kruidenplantjes compact. Soorten die uitlopers vormen, kan je aan banden leggen door deze uitlopers onder de grond weg te snoeien.

Kruiden zijn het gezondst en het smakelijkst wanneer je ze vers geoogst in de keuken gebruikt. De oogsttijd is in de meeste gevallen vóór de bloei (peterselie, basilicum, dragon, marjolein, mosterd, kervel en tuinkers). Bloeiende kruidenplanten zijn vezelachtiger en smaken vaak bitter. Bij groenblijvende struiken kan je scheuttoppen of hele scheuten oogsten. Dit draagt bij aan het verjongen en verzorgen van de kruidenplant, omdat deze daardoor struikachtiger wordt. Bieslook, peterselie en dille moet je in kleine porties oogsten, zodat deze planten voldoende tijd hebben om terug te groeien. Tuinkers en kervel kan je eventueel in z'n geheel oogsten, want deze groeien niet terug.

Oogst zachte bladkruiden zoals bieslook en dille vóór de bloei en snijd ze fijn. Verdeel de kruiden over een ijsblokjesbakje, vul de vakjes op met water en plaats dit in de vriezer. Je hebt nu praktische, kleine porties!