Kenmerken
Behoeften
Oogstperiode
Eigenschappen
Correct planten
Appelbomen planten
Appelbomen kunnen worden onderverdeeld in meer dan 50 soorten, van de klassieke boomgaardappel tot de decoratieve soorten zoals de Japanse wilde appel of de kersappel. De Malus ofwel appelboom komt oorspronkelijk uit Azië en behoort tot de Rozenfamilie (Rosaceae). Daarom zijn een warm klimaat en veel licht gunstig voor de groei van zowel de vruchten als de boom. De appelboom heeft behoefte aan een voedingsrijke, goed doorlaatbare en humusrijke bodem met diepe lagen. De boom verdraagt geen waterverzadiging, maar heeft wel regelmatig water nodig. De appelboom staat van half april tot eind mei in bloei. Bovendien is de appelboom vorstbestendig en dus bestand tegen koude temperaturen.
Als je een appelboom wil planten, moet je letten op voldoende afstand. Daarbij neem je de diameter van de boomkruin in volwassen toestand als maat. Bij hoogstamsoorten is de benodigde ruimte zo'n 8 tot 10 m. Bij leiboomsoorten is 2,5 tot 3 m voldoende. Ideaal om te planten zijn onze speciale potgronden, die de appelboom in de begintijd op optimale wijze voorzien van voedingsstoffen.
Een appelboom moet je niet planten in gebieden waar late vorst voorkomt, omdat de bloemen kunnen doodvriezen en je dan nauwelijks nog fruit kan oogsten.
Omdat bijna alle appelboomsoorten zelf onvruchtbaar zijn, hebben ze altijd stuifmeel van een andere geschikte soort nodig voor de vruchtzetting.
Rene Wadas, plantkundige
Correct verzorgen
Appelbomen verzorgen
Water geven is vooral belangrijk op zonnige en warme plaatsen. Afhankelijk van het weer moet je bij zandige bodems na het planten één keer per dag zeer ruim water geven. Als de boom eenmaal gegroeid is, kan je dat terugbrengen.
Voor een optimale bemesting raden we onze langzaam werkende meststof aan. Je appelboom wordt daarmee met één enkele bemestingsbeurt 6 maanden lang voorzien van alle belangrijke voedingsstoffen en sporenelementen.
De kroon van een appelboom moet altijd luchtig en licht zijn. Snoei al het naar binnen groeiende en oude hout weg. Voer het snoeien eind februari uit, kort voor de nieuwe scheuten uitkomen. Wanneer er sprake is van overdadige vruchtknopvorming, snoeit u ook in augustus.
Zodra de appels de grootte van een walnoot hebben, kan je beginnen met de vruchtdunning, wat betekent dat je één of twee appels per vruchtzetting laat zitten. De boom hoeft dan minder appels te voeden. De vruchten die mogen blijven worden groter en intensiever van smaak en krijgen een mooiere kleur. De oogsttijd is, afhankelijk van de soort, tussen juli en september.
Enkele appelsoorten kunnen lang worden bewaard en ontwikkelen pas na enige tijd hun volle aroma. Donkere, vorstvrije en koele ruimten van ca. 4 tot 6 °C met een hoge luchtvochtigheid (90 tot 95%) zijn ideaal voor het bewaren van appels.
Gerelateerde artikelen
Producten voor de verzorging van je appelboom